Methode-analyse Leefwereld groep 8. (Natuur en Techniek)

In de methode Leefwereld voor groep 8 van het primair onderwijs, wordt bij sommige thema’s een overdragende didactiek toegepast. Andere thema’s hebben een onderzoekend karakter maar zijn erg gestructureerd. Er is geen ruimte voor de leerlingen om zelf een onderzoek op te zetten en ook de procedure staat vast. Er is alleen ruimte voor verschillende uitkomsten. Het zevenstappenplan van Van Graft en Kemmers (2007) dat goed aansluit bij de didactiek van Onderzoekend en Ontwerpend leren, komt dan ook maar in beperkte maten terug. Zo zijn stap 1 (confrontatie) en stap 2 (verkenning) niet terug te vinden in de methode. Ook de opzet van het experiment (stap 3) is niet terug te vinden. De leerlingen mogen niet zelf het onderwerp bepalen en ze hoeven ook geen experiment op te zetten. Wel mogen ze experimenten uitvoeren (stap 4) en hun bevindingen op een werkblad invullen (stap 5). Dan is het aan de leerkracht om na te kijken of niet. Stap 6 (het presenteren van resultaten) is in de methode dus ook niet terug te zien. Een verdieping of verbreding (stap 7) komt aan bod door middel van aanvullende teksten. De mate waarin experimenten en overdraagbare kennis voorkomen, verschilt heel erg per thema. Soms hoeven de leerlingen alleen een stukje te lezen en vragen te maken. Een andere keer gaan de leerlingen echt onderzoeken en hierover nadenken. De mate waarin er gebruik wordt gemaakt van de didactiek hands-on, brains-on is hierdoor ook heel verschillend per thema.

In de methode is goed terug te zien dat er gedifferentieerd wordt op tempo. Per opdracht zijn er extra vragen die gelden als verdieping voor leerlingen die eerder klaar zijn. Volgens de handleiding van deze methode vindt er ook differentiatie op gebied van interesse plaats in de opdrachten. Dit is echter niet terug te vinden in de opdrachten zelf.

In de methode komt duidelijk naar voren dat Kerndoel 42 (De leerlingen leren onderzoek doen aan materialen en natuurkundige verschijnselen, zoals licht, geluid, elektriciteit, kracht, magnetisme en temperatuur) is uitgewerkt. Dit kerndoel wordt in deze methode in drie thema’s behandeld, namelijk kracht en energie, materialen en eigenschappen en licht, kleur en geluid. Deze thema’s komen in elk leerjaar terug en worden steeds uitgebreider en complexer. De opbouw van de thema’s komt voor het grootste deel overeen met de leerlijnen van TULE. Sommige onderwerpen komen eerder aan bod, of juist later. Ook worden er onderwerpen die niet worden beschreven in de leerlijnen.

                De methode doet veel met de omgeving en de belevingswereld van leerlingen. Leerlingen worden af en toe mee naar buiten genomen om dingen te bezichtigen, bijvoorbeeld de kinderboerderij. Daarnaast onderzoeken ze veel op school. Er wordt regelmatig gevraagd of leerlingen artikelen van thuis mee willen nemen over bijvoorbeeld het milieu. Ook wordt buiten naar binnen gehaald, bijvoorbeeld bij het thema planten. Planten die behandeld worden, worden ook echt in de klas gezet zodat leerlingen weten hoe de planten er in het echt uitzien.     

                Leefwereld is een Natuur en Techniek methode. In de methode komt dus zowel techniek als biologie voor. Deze vakken worden echter in beperkte maten geïntegreerd. Natuur en Techniek worden binnen de methode gescheiden. Een thema gaat dus over of een onderwerp uit de natuur of over een technisch onderwerp. Ook moeten er veel tekstjes gelezen worden en vragen beantwoord worden. Dit zorgt ervoor dat er een bijdrage wordt geleverd in de taalontwikkeling en dat het vak taal in deze methode geïntegreerd zit.

                De opmaak van het boek sluit over het algemeen aan bij de ontwikkeling van de groep. Teksten worden ondersteund met plaatjes en afbeeldingen en er worden veel kleurentekeningen gebruikt waardoor het boek er aantrekkelijk uitziet. De praatplaten waarmee elke les gestart wordt, zijn echter overbodig in groep 8.    

                Enkele aanbevelingen die gedaan kunnen worden betreft de methode zijn vooral het toepassen van de OOL-didactiek. Door vast te houden aan het zevenstappenplan van Van Graft en Kemmers (2007) leren leerlingen systematisch onderzoek doen en zullen zij hun onderzoeksvaardigheden goed kunnen ontwikkelen. Daarnaast zou het goed zijn om verschillende soorten experimenten toe te voegen aan de methode. Hiermee worden de verschillende soorten experimenten bedoeld zoals Banchi en Bell (2008) deze beschrijven. Er zijn vier soorten onderzoek: gesloten, gestructureerd, geleid en open. Bij een gesloten onderzoek staan de onderzoeksvraag, de manier waarop het onderzoek uitgevoerd dient te worden vast. Dit soort onderzoeken komt vooral voor in de methode. Bij een gestructureerd onderzoek staan de onderzoeksvraag en de manier waarop de leerlingen het onderzoek uitvoeren vast. Er is dus wel ruimte voor verschillende uitkomsten. In deze methode komen dit soort onderzoeken af en toe voor. Het zou echter goed zijn om geleide onderzoeken toe te voegen. Dit houdt in dat leerlingen een onderzoeksvraag krijgen, maar dat zij zelf mogen bedenken hoe zij het onderzoek gaan uitvoeren en welke materialen hiervoor nodig zijn. Op deze manier leren leerlingen hun onderzoeksvaardigheden op een goede manier te ontwikkelen. Zij gaan zelf de beste manier zoeken om antwoord te kunnen geven op de onderzoeksvraag. Lukt het niet? Dan gaan leerlingen een andere manier bedenken. Ook wordt aangeraden om open experimenten toe te voegen aan de methode. Door leerlingen zelf een onderzoeksvraag te laten bedenken, gaan zij iets onderzoeken wat ze interessant vinden en zo zullen ze intrinsiek gemotiveerd zijn. Op deze manier wordt er tevens gedifferentieerd in interesse en kunnen allerlei vakken met elkaar geïntegreerd worden.

 

 

Methode-analyse Hier en Daar groep 8. (Aardrijkskunde)

In de methode Hier en Daar voor groep 8 van het primair onderwijs, wordt vooral een overdragende didactiek toegepast. Er is weinig mogelijkheid tot ontdekken, leerlingen dienen alleen een tekst te lezen en hierbij vragen te maken. Het zevenstappenplan van Van Graft en Kemmers (2007) dat goed aansluit bij de didactiek van Onderzoekend en Ontwerpend leren, is dan ook helemaal niet terug te zien in deze methode. Leerlingen zijn eigenlijk nooit aan het onderzoeken, alleen aan het lezen en vragen aan het beantwoorden.  De hands-on brains-on didactiek is dus helemaal niet terug te zien.

                In de methode is goed terug te zien dat er differentiatie is op het gebied van niveau en tempo. De les start met een klassikale instructie, waarna de leerlingen zelfstandig aan de slag gaan met vragen en opdrachten. Eerst gaan alle leerlingen aan de slag met kennisvragen, inzichtvragen en meningsvragen. Leerlingen die sneller klaar zijn of een hoger niveau hebben, kunnen ook nog de verrijkingsstof maken, waarin vragen niet direct terug te vinden zijn in de tekst en die dieper ingaan op de stof.

                In de methode wordt Kerndoel 49 (De leerlingen leren over de mondiale ruimtelijke spreiding van bevolkingsconcentraties en godsdiensten, van klimaten, energiebronnen en van natuurlandschappen zoals vulkanen, woestijnen, tropische regenwouden, hooggebergten en rivieren) uitgewerkt. Er wordt vooral aandacht besteed aan de sociale geografie. Fysische geografie komt ook aan bod, maar wordt niet uitgediept. Dit kan mede komen omdat hier in groep 7 al veel aandacht aan besteedt is, net zoals aan godsdiensten. De stof die behandeld wordt in de methode Hier en Daar komt redelijk overeen met de leerlijnen van TULE, alleen wordt in groep 7 vooral aandacht besteedt aan fysische geografie en in groep 8 voor aandacht besteedt aan sociale geografie.

                In de methode voor groep 8 wordt er nauwelijks aandacht besteed aan de omgeving en leefwereld van de leerlingen. Alle stof is gericht op de wereld, niet op de omgeving van de leerlingen en er bestaat ook geen kans dat leerlingen naar buiten gaan of dat er stukjes van de wereld naar binnen worden gehaald. Wellicht zal hier in de groepen 5 en 6 meer aandacht aan besteedt worden, omdat hier de eigen omgeving en Nederland behandeld worden.

                Hier en Daar is een aardrijkskundemethode. Afhankelijk van het onderwerp wordt er soms ook aandacht besteed aan natuur en milieu. De vakken zijn dus ook geïntegreerd in de methode, al is het maar in beperkte mate. De leerlingen moeten veel lezen en vragen beantwoorden waardoor de taalontwikkeling wordt gestimuleerd. Taal en begrijpend lezen zijn dus ook geïntegreerd in deze methode.

                De enige manier waarop deze methode aansluit op de leefwereld van de leerlingen is door stof te behandelen die gaat over kinderen van dezelfde leeftijd als de leerlingen in groep 8, maar uit een ander land en een andere situatie. Ook staan er veel foto’s, plaatjes en kaarten in de methode waardoor die aansluiten bij de tekst. Afwisseling tussen tekst en plaatjes is ook goed.

                Een aanbeveling die gedaan kan worden voor deze methode is het toepassen van de hands-on, minds-on didactiek. Aardrijkskunde is een vak dat overal terug te vinden is. Leerlingen komen elke dag in contact met allerlei aspecten van aardrijkskunde en daarom is dit vak ook juist geschikt om leerlingen zelf dingen te laten ontdekken en ze mee te nemen naar bezienswaardigheden in de buurt. Door in de thema’s mogelijkheden te bieden om leerlingen mee naar buiten te nemen of buiten naar binnen te halen, zullen zij begrijpen waarom iets behandeld wordt: het speelt zich immers voor hun neus af. Door leerlingen te laten onderzoeken volgens het zevenstappenplan van Van Graft en Kemmers (2007) leren zij tevens hun onderzoeksvaardigheden op een systematische manier ontwikkelen en zullen ze kritisch gaan kijken naar de dingen die zich voor hun neus afspelen. Het is dus ook belangrijk dat dit zevenstappenplan in de methode geïntegreerd wordt.